Montessorionderwijs

"Help mij het zelf te doen"


In onze stichting wordt onderwijs gegeven volgens de montessorimethode. Een methode die Maria Montessori bedacht heeft voor kinderen in de leeftijd van 3 t/m 18 jaar. 

Waarom Montessori onderwijs? 

Wij vinden het van belang is dat het individuele kind centraal staat en dat de leraar aandacht heeft voor de persoonlijkheid van het kind. Er is tijd en ruimte genomen om het onderwijsleerproces toe te snijden op de behoefte van het kind en op het samen tot ontwikkeling brengen van de individuele mogelijkheden. Niet alleen van kinderen, maar ook van leraren en ouders. Onze scholen zijn met recht in alle opzichten lerende scholen.

De uitgangspunten van Montessori worden op eigentijdse wijze in het onderwijs vertaald, waarbij sociale vaardigheden, zelfstandigheid, plannen en organiseren belangrijke pijlers zijn.

Historie 

Maria Montessori werd geboren in 1870 in Italië. Zij was een arts die zich inzette voor de rechten van het kind. Door in haar functie als arts kinderen zorgvuldig te observeren, leerde ze de behoeften van kinderen onderkennen. Montessori gaat ervan uit dat het kind zelf de bouwer is van zijn persoonlijkheid, maar hierbij wel de hulp nodig heeft van volwassenen. In de woorden: “Help mij het zelf te doen”, een bekende uitspraak van Montessori, ligt de kern van die hulp vervat.

Onderwijs

Gevoelige periode
Een kind is van nature actief en heeft een drang in zich om zich te ontplooien. Door observatie ontdekte Maria Montessori dat er bij het kind sprake is van perioden waarbij het heel ontvankelijk is voor bepaalde activiteiten en dat dit samenhing met een verhoogde activiteit en belangstelling vanuit het kind zelf. Zij noemde dit: “gevoelige perioden”.
Het kind wordt vanuit zichzelf gemotiveerd om zich te ontwikkelen en om te leren. Dat uit zich in een spontane belangstelling van kinderen. De onderwerpen van die belangstelling verschillen per kind en veranderen in de loop van de tijd. Dit betekent dat kinderen kortere of langere perioden ontvankelijk zijn voor bepaalde leergebieden. Als het kind zich in zo'n "gevoelige periode" bevindt, is het in staat op dat moment een functie zeer intensief te ontwikkelen. Het is de taak en de deskundigheid van de leraar om op deze gevoelige perioden adequaat te reageren, door het juiste materiaal in de juiste omgeving aan te bieden. Leraren op een montessorischool zijn speciaal hiervoor opgeleid.

Voorbereide omgeving
Op een montessorischool zijn alle klassen doelbewust ingericht als werkomgeving voor een bepaalde leeftijdscategorie. Hierin zijn weloverwogen prikkels aanwezig, die het kind uitdagen om dingen aan te pakken en uit te proberen. Het montessorionderwijs noemt dit de ‘voorbereide omgeving’.
De leeromgeving moet voortdurend blijven prikkelen en uitdagen. Dat betekent dus bijvoorbeeld ook dat de werkomgeving en de beschikbare materialen gedurende het jaar regelmatig veranderen.

Zelfstandigheid en vrijheid
De leraar biedt diverse activiteiten aan tijdens individuele lesjes of groepslessen. Daarnaast hebben kinderen veel vrijheid om zelf te bepalen met welke materialen en leermiddelen ze werken, wanneer ze dat doen en hoe lang. De leraar observeert wel voortdurend de keuze van de kinderen. Als een kind (te) eenzijdig kiest en daardoor niet zijn eigen capaciteiten en mogelijkheden ten volle ontwikkelt, vindt bijsturing plaats.

Verschillende leeftijdsgroepen
In een montessoriklas zitten altijd kinderen van verschillende leeftijdgroepen (twee of drie leerjaren) door elkaar. Volgens Maria Montessori is dit essentieel voor een harmonische ontwikkeling. Ook in een gezin is een kind omringd met oudere en jongere kinderen. Het geeft kinderen bovendien de kans zich te spiegelen aan anderen. Ieder kind is dus een periode de jongste, de middelste en de oudste. Die klassen worden onderbouw, middenbouw en bovenbouw genoemd.

Montessorimateriaal
In de klassen wordt gebruikgemaakt van speciale leermaterialen, die afgestemd zijn op de leeftijd van de kinderen in de verschillende bouwen. Het zijn veelal duurzame materialen, die oorspronkelijk door Maria Montessori zijn ontwikkeld. In het begin gaat het vooral om ontwikkelingsmateriaal, later ook om didactisch materiaal. Er wordt onderscheid gemaakt tussen zintuiglijk materiaal (wordt vooral in de onderbouw gebruikt), taal- en rekenmateriaal (in moeilijkheid oplopend van onder- tot bovenbouw) en materiaal ten behoeve van het kosmische onderwijs.
In al het materiaal staat één eigenschap centraal. Dus als een kind met een bepaald materiaal bijvoorbeeld optelsommen maakt, wordt er niet ook nog eens een beroep gedaan op andere vaardigheden.